Heel wat kerken in ons land bezitten een levensgroot beeld van Christus op de koude steen, ook Rust van Christus genoemd. Ze tonen het moment waarop Christus naakt en geboeid op een rotsblok of een steen het moment van zijn kruisiging afwacht. Meestal heeft hij een lendendoek op zijn schoot. Hij draagt een doornenkroon en vertoont sporen van de geseling.
Hetzelfde motief komt op schilderijen voor. Een indrukwekkende combinatie toont een werk van Hans Holbein de Oude (1502) in het Landesmuseum Hannover: Christus en Maria op Golgotha. Maria staat daar bedroefd bij haar zoon, die zittend op de balk van een kruis en omringd door schedels, de toeschouwer indringend aankijkt. Dit devotiebeeld roept bij mij het middeleeuwse rijmgedicht Stabat mater dolorosa op, dat vaak op Goede Vrijdag wordt gezongen: 'Diep bewogen stond de moeder naast het kruis waar haar zoon te sterven hing'.
Ik houd bijzonder van de krachtige aanhef van het Latijnse gedicht: stabat (zij stond). Maria kon niets meer doen. Het enige wat in haar vermogen lag, was bij haar zoon te blijven staan. Het is de uitdaging voor iedereen die een zieke of stervende bezoekt. Vaak voelen mensen zich dan machteloos. En toch, nabij zijn en blijven is het enige wat men kan doen. Dat is ook de diepe zin van het Nederlandse woord bijstaan. Staande blijven in alle machteloosheid, zoals Maria bij haar zoon voor en tijdens zijn marteldood op het kruis.
Th. C. Madder