Christus ontmoet zijn moeder - Een paradijselijke actualiteit 27 april 2020



Was Christus zijn moeder vergeten? Waarom reppen de evangelisten met geen woord over een verschijning aan zijn moeder? Vragen waarmee de middeleeuwers zich geen raad wisten. Rond het midden van de 16de eeuw schrijft Ignatius van Loyola in zijn Geestelijke Oefeningen dat Christus zeker aan de Maagd Maria verscheen, hoewel de Schrift er niets over zegt. "Zij veronderstelt immers dat wij verstand hebben." Twaalf eeuwen eerder beweerde kerkvader Ambrosius van Milaan in zijn traktaat Over de maagdelijkheid dat Maria als eerste de verrijzenis van de Heer heeft gezien en geloofd. Waarom hebben de evangelisten er dan over gezwegen?

Volgens Jacobus de Voragine, auteur van de Gulden Legende (ca. 1260), wilden ze zo vermijden dat er met haar zou worden gelachen. Dat was de drie vrouwen overkomen die ‘s ochtends na de sabbat in alle vroegte naar het graf waren gegaan en het leeg hadden aangetroffen. Hun getuigenis werd door de apostelen niet geloofd en als kletspraat afgedaan (Lucas 24,1-11).

Een prachtige voorstelling van die verschijning schilderde Rogier van der Weyden rond 1428 op het linkerpaneel van een drieluik voor het kartuizerklooster Miraflores bij Burgos in Castilië (bewaard in de Staatliche Museen te Berlijn). Op dat paneel verschijnt Christus in een gotisch interieur aan Maria die opschrikt uit haar gebed. Hij toont haar zijn wonden. Boven haar hoofd zweeft een engel met een kroon. Op een spreukband staan de woorden: "Deze vrouw volhardde en overwon alles. Daarom werd haar de kroon gegeven" (vgl. Apk. 6,2). Op de zoom van haar kleed prijkt in gouden letters de aanhef van haar loflied Magnificat: "Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God, mijn redder" (Lucas 1,46). In het landschap op de achtergrond zien we nog hoe Christus uit zijn graftombe stapt, terwijl in de verte de drie vrouwen zich ernaar toe haasten. In Paasmorgen, een dichterlijke bezinning over dit paneel schreef de priester-kunsthistoricus Frits Van der Meer in 1959: "Zo zou het kunnen gebeuren in het paradijs. Waar geen anachronismen mogelijk zijn en toch niets verloren gaat en geen enkel mysterie inboet aan actualiteit".

Th. C. Madder