Onze momenten van alleen zijn 18 januari 2021



Een christelijk leven leiden betekent in de wereld leven zonder van de wereld te zijn. Die innerlijke vrijheid ontplooit zich in het alleenzijn. Jezus ging naar een eenzame plaats om te bidden, dat wil zeggen om in zichzelf het besef te laten groeien dat alle macht waarover Hij beschikte Hem gegeven was, dat ieder woord dat Hij sprak van zijn Vader kwam en dat elke daad die Hij verrichtte niet het werk was van zijn handen maar van Hem die Hem gezonden had. Op die eenzame plek kreeg Jezus de vrijheid om te falen.

Een leven zonder stille plek, een leven dat geen middelpunt van rust kent, kan gemakkelijk vervallen tot destructiviteit. Wanneer we onze zelfkennis en ons zelfrespect uitsluitend afleiden uit het resultaat van ons handelen, nemen we een hebberige en afwerende houding aan en gaan we onze medemensen meer zien als vijanden die we op een afstand moeten houden dan als vrienden met wie we het goede van het leven kunnen delen.

In het alleenzijn wordt geleidelijk aan de illusie van onze bezitsdrang ontmaskerd en komen we tot de ontdekking dat we in de kern van ons wezen niet zijn wat we kunnen grijpen, maar wat ons gegeven is. In het alleenzijn is de stem te horen van Hem die ons heeft aangesproken nog voor wij een woord konden zeggen, die ons genezen heeft nog voor wij ook maar een hand konden uitsteken om te helpen, die ons heeft bevrijd lang voordat wij in staat waren anderen te bevrijden, en die ons heeft liefgehad lang voordat wij liefde konden geven. In de stilte van het alleenzijn komen we tot de ontdekking dat zijn belangrijker is dan hebben en dat wij meer waard zijn dan het resultaat van onze inspanningen. In het alleenzijn gaan we inzien dat ons leven geen bezit is dat we moeten verdedigen tegenover anderen, maar een geschenk dat we mogen delen. Daar leren we dat de helende woorden die we spreken niet uit onszelf voortkomen, maar ons gegeven zijn, dat de liefde waaraan wij uiting geven deel is van een grotere liefde, en dat het nieuwe leven dat in en door ons opbloeit geen bezit is om ons aan vast te klampen, maar een geschenk dat we dankbaar mogen aanvaarden.

In de stilte van het alleenzijn worden we ons ervan bewust dat onze waarde niet gelijk is aan onze nuttigheid. In dat opzicht kunnen we veel leren van de oude boom in het tao-verhaal over de timmerman en zijn leerling:

Een timmerman en zijn leerling liepen door een groot bos. Toen ze bij een hoge, geweldige, knoestige, oude, prachtige eikenboom kwamen, vroeg de timmerman aan zijn leerling: 'Weet je waarom deze boom zo hoog is, zo geweldig, zo knoestig, zo oud en zo prachtig?' De leerling keek zijn meester aan en zei: 'Nee... waarom?' 'Dat is', zei de timmerman, 'omdat hij niet nuttig is. Als hij nuttig was geweest, zou men hem al lang geleden hebben omgehakt en tafels en stoelen van hem hebben gemaakt, maar omdat hij niet nuttig is, kon hij zo groot en prachtig worden dat wij in zijn schaduw kunnen uitrusten.'

In de stilte van het alleenzijn kunnen we rustig oud worden zonder ons zorgen te maken over de vraag of we wel nuttig zijn en kunnen we zomaar, zonder bijbedoelingen, iets voor een ander betekenen. Hoe meer we ons losgemaakt hebben van onze afhankelijkheid van de wereld (waaruit die wereld ook mag bestaan: vader, moeder, kinderen, carrière, succes of inkomen), des te beter zijn we in staat met anderen een geloofsgemeenschap te vormen waarin we weinig te verdedigen en veel te delen hebben. Want als geloofsgemeenschap nemen we de wereld wel ernstig, maar nooit te ernstig. In een dergelijke gemeenschap kunnen we ons een beetje de mentaliteit eigen maken van paus Johannes XXIII, die om zichzelf kon lachen. Toen een zwaar gedecoreerde hoogwaardigheidsbekleder hem vroeg: 'Heilige Vader, hoeveel mensen werken er in het Vaticaan?' dacht hij even na en zei toen: 'Ik denk: ongeveer de helft.'

Als geloofsgemeenschap werken we hard, maar we laten ons niet uit het veld slaan door het uitblijven van resultaat. Ook herinneren we er elkaar als leden van de geloofsgemeenschap voortdurend aan dat we een gemeenschap van zwakke mensen zijn, transparant voor Hem die ons aanspreekt in de stille plekken van ons bestaan en die zegt: 'Wees niet bang, je mag er zijn.'

Besluit

'En in alle vroegte, het was nog nacht, stond Hij op, ging naar buiten naar een eenzame plaats en bleef daar bidden.' Toen Simon en zijn metgezellen Hem gevonden hadden, zei Jezus: 'Laten we (...) gaan, naar de dorpen in de buurt, zodat Ik ook daar kan verkondigen. Want met dat doel ben Ik weggegaan.'

De woorden die Jezus in die dorpen in de buurt sprak, waren ontstaan uit zijn vertrouwelijke omgang met de Vader. Het waren woorden die troostten en oordeelden, hoopgevende en waarschuwende woorden, woorden die eenheid en verdeeldheid brachten. Hij had de moed die uitdagende woorden uit te spreken, omdat Hij niet uit was op zijn eigen heerlijkheid: 'Als Ik mijzelf verheerlijk,' zei Hij, 'heeft dat niets te betekenen. Mijn heerlijkheid komt van de Vader. U noemt Hem "onze God", maar u weet niet over wie u het hebt' (Joh 8, 54 v). Binnen enkele jaren leidden Jezus' woorden tot zijn verwerping en dood. Maar Degene die tot Hem had gesproken op die eenzame plaats wekte Hem op als teken van hoop en nieuw leven.

Wanneer je in staat bent een plek van stilte te scheppen midden in alles wat je doet en waarover je je zorgen maakt, dan zullen je succes en je falen geleidelijk aan wat minder macht over je krijgen. Want dan zal je liefde voor deze wereld uitgroeien tot een liefdevol doorzien van al zijn illusies. Dan gaat je bloedernstige engagement over in een glimlach die ontmaskert. Dan wordt je zorg voor de ander meer gemotiveerd door wat hij nodig heeft dan door jouw eigen verlangens. Kortom: dan kun je echt om iemand geven. Laten we daarom voluit leven, maar niet vergeten om van tijd tot tijd in alle vroegte op te staan en naar buiten te gaan om daar alleen te zijn.


Bron: Henri Nouwen, Even alleen: meditaties over christelijk leven in een competitieve wereld, Lannoo Uitgeverij 2003, p. 13-18